Bijzondere boomsoorten in de bomenroute van Biddinghuizen
Bomen en dan vooral mooie, grote, bijzondere bomen zijn voor veel mensen een bron van inspiratie en gevoel van verbondenheid. Vanaf de begin jaren 60 tot heden is er in de loop van de tijd een gevarieerd bomenbestand aangeplant in onze gemeente.
We willen een ieder graag kennis laten maken met deze soms bijzondere bomen. Vandaar dat we, in navolging van het dorp Dronten en begraafplaats De Wissel, een aparte bomenroute voor het dorp Biddinghuizen hebben samengesteld.
Deze bomen kom je tegen tijdens de route:
Zomereik
De gewone zomereik, die kennen we allemaal wel. Maar deze is wel erg bijzonder. De boom groeit heel langzaam en de bladeren zijn allemaal anders van vorm. Deze specifieke zomereik heet Strypermonde. De naam komt van een landgoed in Rockanje, waar deze soort eik rond 1935 voor het eerst is gevonden. Hij viel op vanwege zijn rare bladvormen.
Uit de eikels van deze boom groeien weer gewone zomereiken. De eikels groeien aan een lang steeltje en dat is een kenmerk van de boomsoort. Bij de wintereik is het precies andersom: daar zitten de blaadjes aan een lang steeltje en de eikels juist niet.
Veel dieren eten de eikels. Ze worden zelfs verzameld om aan varkens te voeren. Daar komt ook het gezegde “op eiken groeit het beste spek” vandaan.


Valse Christusdoorn
De valse christusdoorn heeft een naam die meteen nieuwsgierig maakt. Waarom “vals”? Dat komt doordat de wilde variant van deze boom indrukwekkende, scherpe dorens heeft op zijn takken en twijgen.
In het bijbelverhaal over Jezus Christus wordt een krans van takken met dorens gebruikt als kroon. In Nederland hebben we al een andere plant die christusdoorn heet. Om verwarring te voorkomen, kreeg deze boom de toevoeging “vals”.
De derde naam, skyline, vertelt iets over de vorm van de boom. Hij groeit smal en compact en heeft veel kleine blaadjes. Onder de boom is wel schaduw, maar het blijft licht. In de herfst verkleuren de bladeren prachtig geel. Als de bladeren afgevallen zijn blijven de peulen goed zichtbaar. De zaden in de peulen zijn eetbaar. Ze zitten boordevol eiwitten.


Gewone plataan
De plataan, of gewone plataan, is al sinds de 17e eeuw een geliefde sierboom in Nederland. Zijn populariteit is niet verrassend: deze boom groeit snel en stelt weinig eisen aan de bodem. Daardoor is hij ideaal voor stedelijke omgevingen, waar hij met zijn brede kroon zorgt voor schaduw en groen.
Op het grasveld zie je hier bij enkele platanen een bijzondere snoeivorm: kandelaberen. Na het snoeien heeft de boom de vorm van een kandelaar. Dit is een slimme manier om bomen te behouden op plekken waar weinig ruimte is. Het vraagt wel om regelmatig onderhoud.
De hoogste plataan van Nederland staat in het stadspark van Maastricht. Hij is maar liefst 39 meter hoog! De platanen hier kunnen dus nog wel even doorgroeien.


Krimlinde
In Nederland komen van nature verschillende soorten lindes voor, zoals de winterlinde en de zomerlinde. Daar zijn vervolgens weer veel soorten en vormen van doorgekweekt, waaronder de krimlinde.
De krimlinde valt op door zijn elegante, afhangende takken die doen denken aan een treurboom. Deze bijzondere soort werd rond 1850 ontdekt op het schiereiland de Krim in de Zwarte Zee. Sindsdien heeft hij via kwekers zijn weg gevonden door heel Europa.
De linde wordt al heel lang gebruikt door mensen. Van de bast is touw te maken, het jonge blad is te eten en het hout is goed voor houtsnijwerk. De bloesem van de linde is niet alleen heerlijk in thee, maar ook een ware traktatie voor bijen. Vroeger werden de twijgen gebruikt als veevoer.


Amberboom
Van sommige boomsoorten weten we precies wanneer het eerste exemplaar in Europa aankwam. Uit beschrijvingen weten we dat de eerste amberboom in 1681 vanuit Noord-Amerika naar Europa kwam. Eerst stond hij vooral in parken en grote tuinen, maar inmiddels is het ook een favoriete boom langs straten.
In de winter valt de amberboom extra op, doordat de zaaddozen in de kroon blijven hangen. Let maar eens op, het lijken net kerststerren. In zijn natuurlijke omgeving in Amerika kan de amberboom wel 40 meter hoog worden. Hier in Nederland is 25 meter ongeveer het maximum.
Als de bast van de amberboom beschadigd raakt, maakt hij zelf een soort hars om de wond te bedekken. Het hars van amberbomen ruikt heel apart. De oorspronkelijke inwoners van Amerika gebruikten de hars van deze boomsoort als zoetstof en maakten er een soort kauwgom van.


Veldesdoorn
Binnen de gemeente Dronten zijn veel verschillende soorten esdoorns aangeplant. De veldesdoorn is een echte lokale held en komt hier van nature voor. Daarom zie je hem vaak terug in bossen en andere natuurlijke aanplantingen. Je kunt er ook hagen mee maken en vroeger gebruikten mensen de takken als veevoer.
Deze boom voelt zich helemaal thuis op een bodem van lichte klei met schelpen en kan zelfs tegen strooizout.
In april bloeit de veldesdoorn met onopvallende, kleine bloempjes. Die vallen misschien niet meteen op, maar later in het jaar zorgen ze wel voor iets herkenbaars: de bekende helikoptertjes van de esdoorn. Het helikoptertje van de veldesdoorn bestaat uit twee gevleugelde zaden die in het verlengde van elkaar staan.


Gewone es
De gewone es is een bekende verschijning in de Flevopolders. Toen de polders net droog waren, plantte de Rijksdienst in hun eigen kwekerij duizenden essen voor de IJsselmeerpolders aan.
Helaas hebben de essen in Europa het sinds 2012 zwaar. Veel bomen worden aangetast door een schimmelziekte, essentaksterfte. De schimmel groeit via het blad en de bladsteel de tak in en verstopt daar de sapstroom. Hierdoor verdrogen bladeren in de kroon en sterven takken af.
In Dwarsgracht, een dorpje dat dicht bij Giethoorn ligt, staat één van de oudste gewone essen van Nederland. Voor Huis de Essenbelt staat een es van meer dan 100 jaar oud en met een omtrek van meer dan 4,65 meter.


Zuilbeuk
De wetenschappelijke naam van deze boom is Fagus sylvatica ‘Dawyck’. Het laatste gedeelte van die naam geeft aan waar de eerste zuilbeuk gevonden werd. In 1864 werd het eerste exemplaar gevonden in de tuinen van het Schotse landgoed Dawyck. Later, rond 1910, heeft een slimme kweker deze boomsoort in de handel gebracht.
Deze zuilbeuk heeft donkergroen blad, maar er zijn ook zuilbeuken met geel of rood blad. Wat deze beuk echt uniek maakt, is de manier waarop de takken groeien. Ze stijgen schuin omhoog vanuit de stam, in plaats van loodrecht zoals bij de gewone beuk.
Net als de gewone beuk krijgt de zuilbeuk nootjes die populair zijn bij muizen. En als de boom de ruimte heeft om te groeien, kan hij een indrukwekkende hoogte van meer dan 24 meter bereiken.


Anna Paulowna boom
Eind april, begin mei valt de Anna Palownaboom direct op door de paarse bloemen die in grote pluimen aan de boom groeien, voordat het blad verschijnt. Na de bloei komen er grote hartvormige bladeren tevoorschijn. In de zomer verschijnen er zaaddozen die tot in de winter aan de boom blijven hangen. Zelfs zonder blad kun je deze boom dus nog herkennen aan de doosvruchten.
Deze boomsoort kan, zeker in de eerste jaren, heel erg snel groeien. Tegenwoordig zijn er zelfs bedrijven waar je kan beleggen in plantages met Anna Palownabomen.
De boom is vernoemd naar Anna Palowna, de vrouw van koning Willem II, die van 1840 tot en met 1849 koning van de Nederlanden was. Anna Palowna was ook dochter van de Russische tsaar. De arts Von Siebold heeft deze boomsoort waarschijnlijk al in 1834 naar Nederland gebracht.


Lijsterbes
De lijsterbes heeft zijn naam niet voor niets. Vooral in de herfst zie je waarom. Dan heeft deze boom opvallende oranjerode bessen, die vogels erg graag eten. In het voorjaar heeft de boom grote schermen met witte bloemen die een beetje weeë geur hebben. Vooral vliegen en kevers zijn dol op deze bloemen.
De bladeren van de lijsterbes zijn oneven geveerd. Dat betekent dat ze bestaan uit een paar grote blaadjes en daarna 9 tot 15 kleinere blaadjes.
De lijsterbes kan goed tegen enorm koude omstandigheden, maar ook tegen droogte of hitte. De boom groeit dan ook in de natuur vanaf de Noordkaap tot aan de Middellandse Zee. Direct na de laatste ijstijd was dit één van de boomsoorten die als eerste weer terugkwam in onze streken.


Gummiboom
Er zijn verschillende bomen waaruit rubber kan worden gehaald en de gummiboom is daar een goed voorbeeld van. In China wordt latex uit de bladeren van deze boom geoogst. Latex bevat een soort opgelost rubber. Bewerk je dit, dan maak je er rubber van. Als je een blad van de gummiboom scheurt, zie je de witte draden die overblijven tussen de delen van het blad. Dat is de latex! De gummiboom is niet alleen nuttig voor rubber. De bast wordt ook gebruikt om medicijnen van te maken, zoals afslankthee. Tegenwoordig komt de gummiboom alleen in China voor, maar als fossiel is deze boomsoort op verschillende plekken in Europa en Amerika gevonden.
Het blad lijkt met zijn gezaagde bladrand op het blad dat wij kennen van de iep. Het mist alleen de ongelijke bladvoet. Hierbij begint het blaadje aan beide kanten van de steel op een andere hoogte.


Valse acacia
De valse acacia is al rond 1600 vanuit Noord-Amerika naar Europa gebracht. In 1753 gaf de beroemde wetenschapper Linnaeus de boom zijn dubbele naam. Linnaeus bedacht een systeem waarbij elke plant en dier een voor- en achternaam krijgt. De wetenschappelijke naam begint altijd met de geslachtsnaam. Daarna volgt de soortnaam. Vergelijk het met een voor- en achternaam bij mensen. Zo is duidelijk hoe de boom verwant is aan andere soorten.
Omdat deze boomsoort lijkt op de boomsoort acacia, werd de wetenschappelijke soortnaam pseudoacacia.
Aan het begin van de zomer bloeit de valse acacia met witte bloemen in trossen die bijen en hommels onweerstaanbaar vinden. De nectar van de valse acacia kan tot meer dan 50% suikers bevatten. Hierdoor is acaciahoning zoet van smaak. Na de bloei verschijnen er peulen met zwarte zaden aan de boom.


Pruimbladige meidoorn
De pruimbladige meidoorn is een relatief kleine boom met een brede, platte kroon. Wat meteen opvalt zijn de takken vol grote doorns. De grote rode bessen die aan het einde van de zomer aan de boom verschijnen, zijn een lekkernij voor vogels. Ook in het najaar valt deze kleine boom op. De bladeren verkleuren dan van vuurrood naar licht oranje.
In Nederland werden meidoorns vroeger vaak als haag geplant rondom weidegrond. Als de bomen groot genoeg waren, werden de takken door elkaar gevlochten. Hierdoor ontstond een dichte, gevlochten heg die het vee binnenhield.
De pruimbladige meidoorn, de soort waar u nu bij staat, komt van nature uit Noord-Amerika en Canada. Daar gebruiken mensen de bessen, bijvoorbeeld om jam van te maken.


Honingboom
Aan het einde van de zomer, tot ver in het najaar, is de volwassen honingboom makkelijk te herkennen aan de vele trossen met witte bloemen. De bloemen zitten vol nectar, dus bijen en insecten maken volop gebruik van de boomsoort. Na de bloei verschijnen er grote zwarte peulen aan de boom, die eruitzien alsof ze ingesnoerd zijn. Daarom wordt de Honingboom soms ook wel de snoerboom genoemd.
De honingbloem bloeit pas als hij ongeveer 10 jaar oud is. Als de boom eenmaal volwassen is, kan hij uitgroeien tot een middelgrote boom van wel 12 meter hoog en 8 meter breed.
De Honingboom komt van nature voor in China, maar deze soort honingboom, de ‘Regent’, is in 1964 in New Jersey (USA) ontdekt. Sinds de jaren 80 wordt hij ook in Nederland aangeplant.


Hartbladige els
In de gemeente Dronten staan verschillende soorten elzen, waaronder de hartbladige els. Zoals de naam al zegt hebben de bladeren de vorm van een hart.
Het hout van elzen heeft een bijzondere eigenschap: in de buitenlucht vergaat het snel, maar onder water wordt het juist keihard en blijft het heel lang goed. Dit hout werd zelfs gebruikt voor de palen waarop de oude stad Venetië grotendeels gebouwd is!
In de winter herken je de elzen direct aan de elzenproppen in de kroon van de boom. In de elzenproppen zitten zaadjes waar veel verschillende soorten vogels gek op zijn. Ook insecten waarderen de hartbladige els. Uit onderzoek blijken er wel 70 soorten insecten op deze soort voor te komen.

Perzisch ijzerhout
Net als de plataan die we eerder tegenkwamen, krijgt ook het Perzisch ijzerhout op latere leeftijd een stam waarvan de schors in platen loslaat. Dit zorgt voor een mooi patroon van grijze en bruine vlekken op de stam. Een andere naam voor deze boom is vlamboom, en die naam heeft hij te danken aan de prachtige herfstkleuren. Vanaf eind augustus verkleuren de bladeren naar felgeel, oranje en paarsrood.
Perzisch ijzerhout groeit langzaam. Van nature komt hij uit het noorden van Iran. De boom kan daardoor goed tegen warmte en droogte, maar hij verdraagt zware vorst ook goed.
Deze soort Perzisch ijzerhout, de cultuurvariëteit Vanessa, is in 1975 in Nederland in een partij gezaaide ijzerhoutbomen gevonden. Daarna is hij in de handel gebracht, omdat de soort mooi rechtop groeit.


Grauwe Abeel
De grauwe abeel wordt ook wel ‘ogenboom’ genoemd, omdat de schors een patroon heeft dat lijkt op ogen. De jonge takken zijn licht behaard en de onderkant van het blad lijkt wel bekleed met grijs vilt.
De grauwe abeel is een soort uit de populieren familie die in Nederland behoorlijk groot kan worden, vaak wel tot 30 meter hoog.
Wat deze boom bijzonder maakt, is dat er mannelijke en vrouwelijke bomen zijn. De mannelijke bomen bloeien vroeg in het voorjaar met katjes, die na de bloei weer vallen. De vrouwelijke bomen houden de katjes vast, die na de bestuiving veranderen in vruchtjes omgeven door pluis. Soms is er zoveel pluis, dat het lijkt alsof het sneeuwt.


Witte paardenkastanje
De witte paardenkastanje kennen we allemaal, vooral in de herfst, wanneer de bolsters met stekels in de boom hangen. In deze bolsters zitten de kastanjes waarmee je gemakkelijk nieuwe kastanjebomen kunt laten groeien.
Voordat de kastanjes verschijnen, bloeit de paardenkastanje in het voorjaar met rechtopstaande pluimen vol witte bloemen. Bijen en hommels halen hier volop nectar uit.
De bladeren van deze boom bestaan uit vijf tot zeven aparte deelblaadjes die aan één steel zitten. Als het blad van de tak valt, blijft er een soort litteken op de tak achter. Kijk maar eens goed: de vorm van dit litteken lijkt op een hoefijzer.
De boom komt van nature voor in Zuidoost-Europa. Er wordt gezegd dat men daar vroeger de kastanjes aan paarden voerde – dat verklaart de naam!


Zoete kers
De zoete kers wordt al eeuwenlang door mensen aangeplant vanwege zijn lekkere vruchten. Daardoor heeft deze boom in verschillende regio’s ook andere namen, zoals kriek, boskers, wilde kers en Limburgse boskriek.
Kersenbomen herken je onder andere aan hun glanzende, roodbruine schors, die naarmate ze ouder worden langzaam begint af te schilferen. In het najaar valt de zoete kers op door zijn vlammend gele herfstkleuren.
Hoewel de zoete kers beroemd is om zijn vruchten, krijgt de boom waar u nu bij staat geen kersen. Dit is een boom met gevulde bloemen, die zoveel bloemblaadjes heeft dat bijen de bloemen niet kunnen bestuiven. Bomen met gevulde bloemen worden speciaal gekweekt om hun sierwaarde.


Iep
Iepensoorten zijn er in allerlei vormen, kleuren en groottes. Omdat we in Nederland veel last hebben van de iepziekte – een aantasting door schimmels – werken we met veel verschillende soorten. Door soorten met een goede weerbaarheid met elkaar te kruisen, hopen we uiteindelijk een iepensoort te ontwikkelen die niet meer ziek wordt.
Het onderzoek naar iepziekte begon in de vorige eeuw in Nederland. Daarom staat de ziekte in het buitenland bekend als Dutch elm disease, oftewel: Nederlandse iepenziekte. De naam Wanoux komt van de verschillende plaatsen waar deze specifieke boom is onderzocht op zijn vatbaarheid voor iepziekte: Wageningen in Nederland en Champenoux in Frankrijk.
Het hout van iepen vergaat vrijwel niet, zolang je het onder water bewaart. Dankzij deze eigenschap konden er in Londen, ruim 450 jaar geleden, al waterleidingen worden aangelegd van uitgeholde stammen iepenhout.


Oosterse netelboom
De oosterse netelboom komt oorspronkelijk uit de regio rond de Middellandse Zee. Daar kan de boom wel dertig meter hoog worden. Of dat hier ook lukt, weten we nog niet, want netelbomen worden nog niet zo lang aangeplant als laanboom.
Deze soort is goed bestand tegen droogte, hitte en vervuilde lucht – eigenschappen die hem bijzonder geschikt maken voor gebruik in steden. Bij strenge vorst kunnen jonge twijgen afsterven, maar dat is de afgelopen jaren niet voorgekomen.
De bloemen van de oosterse netelboom zijn onopvallend klein en groen, en groeien aan lange stelen tussen de bladeren. In de herfst verschijnen zwarte tot rozerode vruchten die lijken op kleine kersen. Deze vruchten zijn eetbaar en hebben een zoete smaak.


Reuzenkornoelje
In Amerika noemen ze deze boomsoort de wedding cake tree. Een wedding cake, ofwel trouwtaart, bestaat uit verschillende lagen – net als deze boom. Kijk maar eens goed van een afstand: zijn takken groeien in horizontale lagen, waardoor hij echt op een laagjestaart lijkt.
De takken zijn in het begin roodbruin, maar verkleuren later naar grijs. De boom valt vooral op eind mei, wanneer er grote, roomwitte bloemen verschijnen. Eigenlijk zijn dit schijnbloemen: opvallende bladeren die om de kleine, echte bloemen heen groeien.
In het najaar komen er donkerblauwe bessen aan de reuzenkornoelje. Vogels eten deze graag, maar voor mensen zijn ze niet eetbaar.
Van nature groeit de reuzenkornoelje in bossen in China, Japan en Korea. Daar kan hij wel vijftien meter hoog worden. In Nederland blijft de boom meestal steken op zo’n acht meter.


Schietwilg
Wereldwijd komen er meer dan 300 soorten wilgen voor. In Nederland groeien van nature negen soorten. Deze wilgensoorten kunnen sterk variëren in grootte, vorm en de kleur van hun takken.
Alle Nederlandse wilgen bloeien vroeg in het voorjaar. Dat maakt ze belangrijk voor insecten, want in die periode is er nog weinig ander voedsel beschikbaar. Ook het blad van wilgen is eetbaar voor veel dieren. Knotwilgen werden daarom zo hoog geknot dat koeien er niet bij konden.
Wilgen zijn daarnaast veelzijdig in gebruik. Ze worden al eeuwenlang gebruikt voor allerlei toepassingen: van klompen tot eendenkorven, en van manden tot matten. Op deze matten wordt steen gestort bij de aanleg van dijken.


Tulpenboom
De tulpenboom is een snelgroeiende boom uit Noord-Amerika. Zo snel zelfs, dat hij daar ook wel Yellow Poplar wordt genoemd – gele populier. Dat is niet alleen vanwege de groeisnelheid, maar ook omdat het hout lijkt op dat van een populier.
In mei verschijnen de bloemen aan de boom, maar ze vallen nauwelijks op. Ze zijn lichtgroen en zitten hoog in de kroon. Van binnen hebben ze een oranje tekening, maar die is vanaf de grond vaak niet te zien. Na de bloei volgen onopvallende vruchten: een soort kegel, opgebouwd uit tegen elkaar gedrukte gevleugelde nootjes.
De dikste tulpenboom van Nederland staat in de tuin van Huis Hoekendaal in de gemeente Zutphen. Deze boom heeft een omtrek van bijna 7,5 meter en is ruim 33 meter hoog.


Ruwe berk
De ruwe berk is één van de boomsoorten die na de laatste ijstijd op eigen kracht weer naar Nederland kwam. Dit maakt de ruwe berk een inheemse boomsoort. We weten dit doordat er stuifmeel is teruggevonden in bodemlagen die net na de ijstijd zijn gevormd.
De ruwe berk is makkelijk te herkennen aan de jonge twijgen, waar een soort witte wratjes op zitten. Hierdoor voelt de twijg ruw aan. Ook de takken en stam met witte bast vallen direct op, en als je de boom van een afstand bekijkt, zie je veel takken die naar beneden hangen. Als laatste kenmerk hebben de blaadjes een dubbel gezaagde rand. Kijk maar eens goed naar een blaadje om te zien hoe dat eruitziet.
De ruwe berk heeft een droge bodem nodig. Andere berkensoorten komen daarentegen voor in natte omstandigheden of juist op zure bodems, zoals veen.

